Tenslotte Tenslotte

Op meerdere manieren worden ambtsdragers geworven. In de rechterflank van de kerk vertelde een predikant me worden namen gevraagd, die komen op een tweetal en van de gekozene wordt een reden gevraagd wanneer hij ( er zullen niet veel zij’s zijn) het ambt niet wil of kan vervullen. Ik was nogal onder de indruk van iets wat hij mij vertelde: Een gekozene weigerde omdat hij het zo druk had met zijn goedlopende zaak, waarvoor hij God dankbaar. Waarop de predikant antwoordde dat dit nu juist een reden zou kunnen (moeten?) zijn om zijn verkiezing wèl aan te nemen, dankbaarheid voor wat God hem had geschonken. Bij ons gaat dat anders; mensen worden meer onderling geworven en gevraagd. De redenen waarom mensen niet in het ambt stappen zullen waarschijnlijk niet zo veel verschillen tussen de kerken: drukte, bescheidenheid, besef of vermoeden (al of niet terecht) van ongeschiktheid, angst, “ik heb genoeg gedaan, laat een ander het maar eens doen”, “niks voor mij”, “voel mij niet 100% thuis in de gemeente”, etc. En het lijkt mij, dat al op al deze redenen op zich niet veel aan te merken is. Tenminste.. in normale omstandigheden. En de vraag is of de Kerk, landelijk en plaatselijk, onder normale omstandigheden functioneert. In het dagelijkse leven geldt: bij een ongeluk moet (eerste) hulp verleend worden, als er brand is moet er geblust worden, bij dreigend hoog water moeten de dijken versterkt en de zandzakken geplaatst. Dan worden allerlei andere bezwaren tijdelijk opzij gezet omdat de nood dat vereist. Het mooie en fascinerende aan het Nederlandse poldermodel en de daarbij behorende mentaliteit is, dat als het om de beschermende dijk gaat, het niet uitmaakt welke verkiezingsposter je aan je raam hebt hangen. De verantwoordelijkheid voor de dijk wordt gedeeld en ook zo gevoeld. In hoeverre de abnormale omstandigheden van nu (en straks?) als nood beleefd worden, zal wel per Kerk en per gemeente en per persoon verschillen. Maar druk en dreiging en nood kan natuurlijk op verschillende vlakken liggen. Voor onze eigen gemeente geldt bijv. dat er naast de coronadruk ook die is van een dreigend tekort aan ambtsdragers. Zou het nu niet zo kunnen zijn dat voor ons allen geldt dat zolang de druk er is, je tijdelijk hulp biedt, tijdelijk emmers water doorgeeft, tijdelijk zandzakken sjouwt totdat de ambulance, de brandweer en de het leger er zijn? Er is niets op tegen en alles op voor om je aan te melden ((bij de kerkeraad of bij mij) om zolang het nodig moest zijn in te stappen en waar mogelijk en hoe mogelijk te helpen. Dat is bovendien niet alleen iets van het goed-Nederlandse poldermodel, maar ook van het goed-christelijke Paulusleven. Hij immers reageerde op “Kom over en help ons..” (Hand. 16;9), door over te komen, te helpen en op die manier God en de mensen te dienen.
Van een iets andere orde is , dat we elkaar bijna nergens meer zien. Niet op verjaardagen, niet op jubilea, niet op straat, niet in de winkel, niet in de kerk, niet op festivals en dorpsfeesten. En dat hierdoor stem van de ander niet of nauwelijks meer gehoord wordt. De intonatie, de ingehouden lach of traan, de ironie, de zorg. De telefoon is hierbij wel een hulp, maar dat komt niet verder dan één op één. Ik beleef dat als een groot gemis. Zowel het persoonlijke als het gemeenschappelijke dreigt te gaan ontbreken. Ik zag ergens een spotprent van een kerkganger met een mondkapje en daarbij de tekst “looft de HEER met blij geneurie”. Dat is even grappig als pijnlijk, als reëel. En zelfs dat niet, want er wordt niet geneuried in onze zondagochtenddienst. Iets van dat gezamenlijke kunnen we vasthouden door voor elkaar te bidden. De gebedskalender kan daarbij helpen en het Onze Vader op zondag. Wel blijft, via internet of anderszins: tot zondag.  Ds. L.C.P. Deventer

 
terug