Tenslotte
Tenslotte
Tenslotte De vraag “Wat is preken” eigenlijk werd door één van onze docenten (ik weet niet meer wie) beantwoord met: “Preken is aanstaande zondag preken.” Het is niet het voorlezen van een theologisch referaat. (Ik heb ooit iemand ontmoet, die dacht dat theologie studenten tijdens hun studie een heleboel preken maakten, die ze dan vervolgens in hun gemeenten houden). Ik denk overigens dat dit voor veel meer activiteiten geldt, ook de organist zal zijn zondagse orgelspel niet beschouwen als een herhaling van een trucje, maar dat telkens weer met aandacht voorbereiden en uitvoeren. “Hoe preek je dan zo’n aanstaande zondag?” is de volgende vraag. Het antwoord daarop dat ik zou geven is: Alsof het je eerste én alsof het je laatste preek is.” Een eerste preek is altijd een preek die gemaakt wordt vanuit volstrekte openheid voor de Bijbeltekst, als of je wordt meegenomen een onbekend landschap is, waarin je biddend, aan de hand van anderen (commentaren) en gewapend met eigen kennis en geloof iets, liever nog Iemand te zien krijgt. Je bent niet iemand, die voor de zoveelste keer gidst of gegidst wordt en eigenlijk allang weet wat er te zien is. Een laatste preek bevat altijd een element van je wilt achterlaten als je er niet meer bent “Dit is het evangelie dat ik verkondigd heb, zó is Jezus voor mij en zo wil Hij ook voor jou zijn.” Er moet iets rücksichtslos in de houding van de predikant zijn van: “Kom ik om, dan kom ik om, dit is God, in wie ik geloof.” “Al zou de vijgeboom niet bloeien, toch zal ik Hem loven”. “Al zou de hele wereld mij tegen zijn, God is voor mij en ik ben voor God”. En altijd moet het gaan over of verwijzen naar Jezus Christus en die als de Gekruisigde. Ik ben nogal huiverig voor al te vrome woorden, het heeft algauw iets klefs of veiligs, maar de prediker moet iets hebben van de vrouw met de kostbare nardusmirre: “Jullie kunnen het voor mijn part zonde vinden, ik vind Hem dit waard!!” In de lijdens-, veertigdagentijd speelt dit ook rol, want is het is de geschiedenis die ieder jaar opnieuw verteld wil worden, en die tegelijkertijd ieder jaar gloednieuw wil zijn. De verleiding bestaat om het allemaal op te leuken en ik weet nooit of de Mattheuspassion en The Passion, maar misschien zelfs ook het vasten en onze Goede Vrijdagdienst met het Beklag Gods daar aan helemaal ontkomen. Daarom is het goed om deze dingen te doen en aan deze dingen mee te doen opdat en omdat ze voor ons besef de geur van de liefde voor en van Jezus verspreiden door het gehele huis des mensen (Joh. 12:3). Adventstijd en Veertigdagentijd, beide tijden van verwachting, maar wel anders. Advent is de tijd van de groeiende verwachting, een uitzien naar de komst, en veertigdagentijd toch veel meet die van de verwachting die steeds meer de bodem wordt ingeslagen. Zoals Jezus groeit in de schoot van Zijn moeder, zo groeit Hij als tegendeel daarvan gaandeweg weg van de mensen en van Zijn Vader, tot op “doe ons Barabbas maar” en “Mijn God, Mijn God, waarom hebt U mij verlaten” aan toe. Alles wat ons de verbijsterende ervaring daarvan, onze schuld, Zijn lijden, Gods trouw te binnen te brengen is heilzaam. Bij uitstek is dat in de eredienst. Daarom, als altijd: Tot zondag. Ds. L.C.P. Deventer | ||
terug | ||