Tenslotte Tenslotte
Tenslotte

U heeft het misschien wel gelezen, een preekwedstrijd uitgeschreven door de PKN.
Het moest gaan over een ongemakkelijke tekst in de Bijbel. Ds. Piet van Veldhuizen won de wedstrijd met zijn preek over Psalm 139 vers 19-22. “God breng de zondaars om, -weg uit mijn ogen, jullie die bloed vergieten- ze spreken kwaadaardig over uw naam. Zou ik niet haten wie u haten, Heer, niet verachten wie tegen u opstaan? Ik haat hen, zo fel als ik haten kan, ze zijn mijn vijand geworden”.

De preek van Piet: “ Dat zijn griezelige kreten in een heilig boek, in een religieus lied, in een samenkomst van gelovigen. Het is gelukkig een gebed, kun je zeggen. Een oproep was erger geweest: ‘Strijders, breng de zondaars om!’ Maar toch – een gebed kan mensen ook op gedachten brengen, en zeg nou zelf, als je het voorleest, spat de haat en de hartgrondigheid ervan af. Je moet er niet aan denken dat zulke woorden zouden klinken in een activistische setting of op een zendingsbijeenkomst. Dan zou het haatzaaien zijn. Dan zou ik een haatprediker zijn.
Wat doen die driftige woorden daar eigenlijk, zomaar opeens in zo’n prachtig lied? De hele rest van het lied ademt een sfeer van verstilling, verwondering, bescheidenheid, overgave. En dan opeens, páts, die uitbraak van heftige haat. Haat die vlak voordat het lied klaar is toch weer stilvalt en plaatsmaakt voor een uiting van bezonnen zelfreflectie. Wat is hier aan de hand?
Ik heb deze psalm al vaak moeten voorlezen bij uitvaarten. Tot een paar jaar geleden las ik altijd driekwart van de psalm, tot en met vers 18, vlak voordat die haatwoorden opvlammen. Dan eindigde het met ‘Als ik ontwaak, dan nog ben ik bij u’ – bij een uitvaart is dat een mooie slotregel, over ontslapen als ontwaken bij God. Maar op een dag droegen we een man ten grave die een driftkikker was geweest. Een lieve man, maar zijn rechtsgevoel liet zijn vriendelijkheid soms opeens omslaan in razernij. Dan was er geen land met hem te bezeilen. Bij zijn afscheid las ik de hele psalm voor, en de driftbui in de psalm viel precies op zijn plek. Sindsdien sla ik dat stuk nooit meer over. Voorheen zag ik het niet, maar het is eigenlijk zo helder: als die hele psalm ervan zingt dat God je kent en begrijpt, dat je transparant voor hem bent tot in je donkerste hoeken – dan zou het toch raar zijn als er in dat lied géén plaats zou zijn voor een driftbui? Je zou kunnen zeggen dat al die biddende zelfreflectie een veilige plaats schept waarin je éven uit kunt razen – zeker ook omdat de razernij het laatste woord niet heeft. Want de woedende mens levert zich aan het einde weer in bij God, en zegt met een zachte stem: ‘Peil mij, God, weet wat mij kwelt, zie of ik geen verkeerde weg ga..’ Dat is een spirituele manier om te zeggen: ‘Sorry, het moest er écht even uit...’
Die ‘zondaars’ overigens, van ‘God, breng de zondaars om’ – in oudere vertalingen werden ze ‘goddelozen’ genoemd, maar beide begrippen wekken misverstand. De term die de dichter gebruikt in de Hebreeuwse tekst (rasja) duidt op moedwillige valsheid. Het heeft dus niets te maken met ongelovigheid of andersgelovigheid of atheïsme, het gaat niet om religieus andersdenkenden – het gaat om mensen die alles kapotmaken terwijl ze donders goed weten dat ze dat doen. Er zijn er misschien niet eens zo veel van, maar ze helpen alles naar de bliksem. Brutaal, gewetenloos, respectloos. Mensen die schijt hebben aan hun naaste, sorry, ik kan het niet netter zeggen. Soms máákt het je ook razend. Psalm 139 wordt aan David toegeschreven, maar ik moet bij dit lied altijd aan Johannes de Doper denken – ook zo’n driftkikker die tekeer gaat tegen de raddraaiers en de hypocrieten. Hij schreeuwt ze toe dat de bijl al klaar ligt, de rotte boom gaat om, en het kaf zal uit het koren worden gezeefd en in het vuur ermee! Johannes hoopt op Gods gezondene, de messias, als de man met de bijl en de zeef en het vuur – hij raast, maar op de bodem van zijn razernij ligt diep verlangen naar heelheid en vrede. Die drift is echt, die haat tegen alles wat mensen kapotmaakt. Maar wil je dat er geen ongelukken van komen, laat de razernij dan ingebed zijn in gebed. Met aan het eind geen disclaimer maar een afspraak met een life-coach: ‘Doorgrond mij, God, en ken mijn hart, peil mij, weet wat mij kwelt, zie of ik geen verkeerde weg ga, en leid mij over de weg die eeuwig is’ ”.

Een mooie preek van Piet, en we hebben denk ik allemaal van die momenten dat we wat om ons heen gebeurt even goed zat zijn en dingen zeggen vanuit de grond van ons hart. Zo denk ik aan het ombrengen van die jonge advocaat afgelopen week. Wie doet er zoiets en hoe kan hij verder leven en de anderen die hier achterzitten? Laten we met elkaar de lofzang gaande houden in de Gemeente van Christus, dat uiteindelijk het goede zal overwinnen.
Tot zondag, Peter Morée

 
terug